SFEER-pagina

Deze SFEER-pagina presenteert met zeven thema's Kort&Klein: signaleren- taal en handelen.

Klik op een knop en je belandt in één keer op jouw plek, waar drie keer sfeerverhalen staan te wachten.

Zo ben ik. En zo ben jij – over identiteit en verschil
Over het leren zien van elkaar zonder strijd om gelijk.

Zie je kind als volwaardig mens

Gisteravond, terwijl ik een preek voorbereidde
over schoenen opruimen, verantwoordelijkheid,
en hoe niemand hier ooit iets teruglegt waar het hoort
,
zei mijn kind:


Als ík de ouder was,
zou ik soep eten met een rietje
en niemand verplichten om onderbroeken te dragen op zondag.

En ik dacht
misschien is dit niet het moment
voor opvoedkundig gezag,
maar voor een opschrijfboekje
met gouden letters:
Dingen die mijn kind zegt
die beter zijn dan het ouderschap zelf.

Hij vervolgde met:
En er zou elke ochtend limonade zijn
en als iemand huilt,
hoeven we alleen maar te luisteren,
niet meteen iets te zeggen.

Ik, inmiddels zittend op de rand van de bank
als een leerling bij de eerste les
‘Menselijkheid voor gevorderden’,
vroeg voorzichtig:
En wat als ze je kamer niet opruimen?


Hij haalde zijn schouders op
zoals alleen een filosoof van zeven dat kan,
daarna vervolgde hij met:


Dan geef je ze gewoon eerst een knuffel.
Opruimen komt daarna wel.

Jij kiest wat bij jullie past

Adviezen vliegen je om de oren,
vaak goedbedoeld, maar niet alles hoeft.

Gisteren zei iemand op het schoolplein
dat haar kinderen al vóór hun derde
hun eigen fruit sneden,
een dagboek bijhielden
én mediteerden op lavendelgeur.

Ik knikte beleefd,
alsof ik óók de ochtend start
met affirmaties en chiazaad.

Maar thuis
zat mijn kind ondersteboven op de bank
een boterham met pindakaas op z’n knie,
terwijl hij vroeg of slakken ook last van stress hebben.

En ik dacht:
dit is ónze vorm van balans.

We hebben geen ochtendritueel,
wel een ritmisch gestoei
om wie de sokken heeft verstopt.


Geen vision board,
maar wel een koelkast vol tekeningen
van dingen die ooit misschien bestaan.

Dus vroeg ik hem:
Wat denk jij dat nu het beste bij ons past?”
en hij zei:
Vandaag: pannenkoeken.
Morgen: misschien rust.

Ik schreef het op in m’n hoofd
als een beleidspuntenlijst
voor het Ministerie van Goed Genoeg En Blijf Nieuwsgierig.

Durf de lat ‘even’ lager te leggen

Vanochtend had ik een lijst.
Een ouderwets mooie.
Met vinkjes, tijden, doelen,
en ergens in het klein: even ademen.


(Geschreven tussen was vouwen en groente snijden.)

Maar jij kwam binnen,
in pyjama en met een kartonnen doos op je hoofd,
en zei:
Ik ben vandaag een schildpad.
Schildpadden hoeven niks.”

En ik dacht:
daar gaat mijn lijst.

De vaatwasser bleef dicht.
De bedden onbesproken.
Het enige dat we grondig aanpakten
was het bouwen van een fort
dat uiteindelijk instortte
onder het gewicht van een onhandig geplaatste teddybeer.

We aten ontbijt om half elf,
op de grond,
en noemden het picknick
om het een soort bedoeling te geven.

Tussen kruimels en kussens
zei jij:
Vandaag is stom en leuk tegelijk.
en dat leek me
een perfecte samenvatting van het ouderschap.

’s Avonds stond ik bij de spiegel,
waar normaal een citaat staat
dat klinkt als iets van een coach
met een flitsende website.

En ik keek
of de mijne
al een beetje zacht genoeg waren
om morgen weer te durven knoeien.

Tijd maken zoals kinderen dat doen – over vertraging en aanwezigheid
Over het tempo van samen leven, en de waarde van even ‘stilstaan’.

Zwaarte kracht

Toen ik gisteren mijn agenda opensloeg
sprong er een post-it uit met de tekst:
Groente snijden voor het klassenbuffet om 07:45.
en ik dacht:
wanneer zijn we eigenlijk begonnen met
buffetten op woensdag?

Mijn kind,
in zijn onderbroek met één sok
en een dinosaurusmasker,
vroeg ondertussen of ik een vogel kon nadoen
die denkt dat hij een boot is.

Mijn schouders hadden zich al opgetrokken
tot boven mijn oren
alsof ze zelf ook even wilden verdwijnen.

Toen herinnerde ik me de spiegel
in de gang. Met zo'n Happinez-kaart.

Daar stond iets op.
Iets met rust, adem en ruimte.
Iets wat ik had opgeschreven
toen ik nog deed aan goede voornemens
en rustige ochtenden.

Dus zei ik tegen hem,
Kom, we doen iets geks.
We gingen liggen. Op de grond.
Tussen de sokken, de onbesmeerde boterhammen
en het vergeten knutseltje voor de juf.

We ademen in
als een ballon in een vakantieboekje.
En uit
zoals papa als hij de belastingaangifte doet.

Na vijf keer
keken we elkaar aan.

Woorden waren niet nodig,

er was genoeg gezegd.

Dus vandaag,
geen strakgespannen dagplanning
maar een halfzachte woensdag
met ruimte voor adem,
en een vogel
die denkt dat hij een boot is.

Kinderen groeien in hun eigen tempo,

niet in jouw planning

Ik had een lijstje gemaakt.
Een soort groei-checklist,
zoals je die krijgt bij de tandarts
of bij de babywinkel:

Leren fietsen – vóór zeven.
Tafels van 2 t/m 10 – rond Pasen.
Schoenen zelf strikken – bij voorkeur
voor groep drie.

Maar mijn kind
had andere plannen.

Hij stond vanochtend
drie minuten naar zijn veters te staren,
alsof ze in een vreemde taal spraken
die alleen sokken begrijpen.

Toen ik zachtjes zei:
Je hoeft het nog niet te kunnen,
keek hij op,
alsof ik hem zojuist op zijn Kinderrechten wees.

We besloten daarna
de sokken gewoon in zijn la te gooien
zonder te sorteren
een kleine daad van opgroei-opstandigheid.

Later, op het schoolplein,
versloeg hij drie klasgenoten
met een zelfverzonnen dans
die geen enkel ritme had
maar wél vleugels.

’s Avonds, bij het tandenpoetsen,
vroeg hij:
Moet ik elke dag iets nieuws kunnen?


Nee joh, dat gaat vanzelf.

Vertrouwen groeit in heldere ruimten

Je stond vanochtend al klaar,
met een zwembroek over je joggingbroek,
een kersttrui met knipperlichtjes,
en op je hoofd
een muts met oren van een onbekend dier.

Dit is mijn outfit voor vandaag,
verklaarde je plechtig,
alsof je net uitgenodigd was voor een modeshow
op planeet Plotseling.

Mijn eerste reflex
was natuurlijk:
Nee, doe normaal.
Maar toen herinnerde ik me
dat vrijheid binnen grenzen geen slogan was
maar iets dat ik zelf had opgehangen
boven de eettafel.

Dus ik ademde in,
en zei:
Je mag zelf kiezen,
zolang het past bij het weer.

Je bekeek jezelf in de spiegel,
zette de muts af,
wisselde de zwembroek voor een regenjas
en hield de kersttrui aan
"voor het optimisme."

Later, toen we in de regen liepen
en jij knipperde bij elke stap,
vroeg een voorbijganger
of je al in de feeststemming was.

Je keek:
Alsof je ergens een lampje zag branden.

Wat je zegt blijft hangen – over taal en communicatie
Over hoe woorden richting geven, en stilte soms beter spreekt.

Zeg wat je doet, en doe wat je zegt

Ik zei:
We gaan straks echt opruimen.
en jij keek op van je toren van pannen en Playmobil
alsof je al lang wist
dat "straks" in mijn vocabulaire
ergens woont tussen nooit en na jouw bedtijd.

Dus vroeg je droog:
Bedoel je straks-straks
of de-straks-die-niet-meer-komt?

Touché.

Ik besloot het anders aan te pakken.


We maakten een lijstje
een écht lijstje.
Met streepjes, en hartjes,
en iets dat leek op een hond
maar volgens jou een wekker was.

We schreven op:
> samen de kamer opruimen
> dan popcorn
> daarna filmpje
> (en niet meer vergeten dat ik eerst iets had beloofd.)

Halverwege het opruimen
vond jij mijn oude zonnebril,
die je meteen opzette
en toen weigerde nog iets te doen
omdat “geheim agenten niet stofzuigen”.

Ik wilde iets zeggen over afspraken
en consequent zijn,
maar jij keek me aan
door die veel te grote glazen
en zei:
Zei je nou net dat we samen zouden opruimen?
Dan moet jij ook even...

En dus stond ik daar,
tussen knuffels en een halve banaan,
de trapleuning te poetsen met een cape om
(je had besloten dat ik Batman was)
maar wel trouw aan mijn woord.

Humor is de snelste weg naar verbinding

Het begon met een omgevallen beker
en een plas melk
die zich als een ambitieuze rivier
over tafel verspreidde
richting je huiswerk,
mijn telefoon
en de laatste droge theedoek in huis.

Ik voelde het al opborrelen
die opvoedkundige preek
over opletten,
tafels netjes houden,
en waarom zwaartekracht nooit vakantie neemt.

Maar jij keek me aan
met zo'n gezicht
waar schuld en paniek
hand in hand over je voorhoofd wandelden.

En toen zei ik:
Oeps! Broccoli op je hoofd!
waarop jij, zonder enige logica,
een lepel op je hoofd zette
en begon te dansen
als een groente op een missie.

We lachten.
Hard.
Zo hard dat de melk
een soort komisch bijpersonage werd
in plaats van een catastrofe.

Sindsdien hebben we een code:
één zin,
één gek geluid,
soms een lama-impressie
afhankelijk van de ernst van het moment.

Wanneer de jasrits klem zit,
de lasagneschotel op de vloer belandt,
of ik weer eens je naam verwar
met die van de kat,
roepen we:


Broccoli-alarm!
en dan weten we allebei:


oké, adem in, we zijn nog steeds samen.

Roep je ook wel eens iets waar je later spijt van krijgt?

Zoals:
Dan ga je maar zonder avondeten naar bed!
omdat je drie keer op een Lego stukje was gaan staan
en je nog steeds geen sokken droeg
ondanks zeven herinneringen
en een PowerPointpresentatie over ochtendroutines.

Of:
Dan hoef je morgen ook niet naar dat feestje!”
omdat je het glas sinaasappel
bewust, volgens mij expres,
langs de kat heen liet glijden
en daarna “oeps” zei
alsof je net struikelde over een gedachte.

Of, de klassieker:
Nu ben ik er klaar mee!
alsof ik mijn ontslag had ingediend
als ouder
en jij nu juridisch je eigen brood mocht roosteren.

Het kwam eruit.
Met kracht.
Met toon.
En met spijt
nog voordat het echo-effect de hal uit was.

Dus die avond,
toen de sokken alsnog gevonden waren,
de kat drooggepoetst
en het sinaasappelincident al was opgenomen
in de familielegende,
zei ik:

Weet je nog wat ik riep?
Dat bedoelde ik niet zo.
Mijn hoofd was vol.
Mijn adem op.”

En we deden het over.
Samen.
Ik riep zacht:
Ik zie dat het druk is in je lijf
zullen we even allebei… pfffffff…

(adem uit, armen omhoog,
broodje vergeving erbij).

Jij grijnsde.
En fluisterde:
Dat is beter dan geen avondeten.

Samen sturen met losse teugels – over autonomie en betrokkenheid
Over ruimte geven zonder los te laten, en meebewegen zonder te verliezen.

Laat kinderen zelf 'aanmodderen'

Je stond vanochtend op een kruk
met je tong tussen je lippen,
alsof pindakaas smeren
een chirurgische ingreep was
met nationaal belang.

Het mes bewoog
alsof het twijfelde aan zijn roeping,
de boterham gleed langzaam weg,
en ergens op het aanrecht
ontstond een soort zonsondergang
van jam, pindakaas
en wat misschien kaas had moeten zijn.

Ik stond erbij.
Ademde in,
ademde uit,
en hield mezelf tegen
met de kracht van duizend zen-monniken
om niet in te grijpen.

Wil je hulp?” vroeg ik,
meer uit reflex dan overtuiging.


En jij zei:
“Nee, ik doe dit op mijn eigen manier.
Wat in dit geval
inhield dat je het mes aflikte
en de tweede boterham er scheef bovenop vouwde
met de precisie van een dronken dakdekker.

Maar je lachte.

En je at.
En je keek me aan alsof je net
je rijbewijs had gehaald
voor het leven.

’s Middags pakte je je sporttas zelf in,
vergat je de schoenen
maar nam wél een opgevouwen theedoek mee
“voor als iemand zweet.

En ik dacht:
dit is het dus.
Aanmodderen, struikelen,
maar steeds een beetje rechterop gaan staan.

Oefen samenwerk

Ik vroeg je vanochtend
of je wilde helpen met “iets in huis”.


Je ogen lichtten op
alsof ik je net had benoemd
tot minister van Binnenlandse Zaken.

Je dacht diep na,
alsof je moest kiezen tussen werelderfgoed beschermen
of de planten water geven.

Uiteindelijk koos je voor:
de keukenkast opruimen
Maar wél inclusief natte lap en spuitbus,
van een waterballet naar militaire orde
van “saaist tot spannendst”.

Ik keek toe
terwijl je in je pyjama met drakenprint
het portaal binnenstapte
alsof het een missie was
van galactisch belang.

’s Middags vroeg ik of je wilde helpen
met de vuilnis buiten zetten.
Je keek me aan alsof ik
je net had gevraagd
om je eigen tanden te trekken met een tang.

Dat hoort eigenlijk bij papa’s karakter,
zei je.
Maar ik wil wel de plasticbak een keer doen,
op proef.”

Deal.

En ja, het deksel viel.
En ja, het zakje scheurde.
Maar jij haalde je schouders op,
greep een dweil,
en zei:
Wel een beetje nat.”

Nadat ik je toch nog even kon verleiden

tot papier aanstamper,

gingen we naar binnen voor klein prestie-taartje.

Naar bed gaan is geen opdracht, maar een overgang die je samen vormgeeft

Het begon — zoals altijd —
met onderhandelingen.
Nog één slok water.
Nog één sok zoeken.


Nog één existentialistische vraag:
Waarom dromen honden nooit over katten?

Ik stond met de tandenborstel in mijn hand
als een verkeersregelaar
op een kruispunt vol excuses.

Het is bedtijd,” zei ik,
waarop jij antwoordde:
Dat is jouw mening.

Ik wilde zeggen dat slapen belangrijk is
voor groei, herstel, hersenontwikkeling,
en mijn eigen sanity,
maar toen zag ik je ogen,
nog vol dag,
alsof ze bang waren dat iets zou verdwijnen
zodra het licht uitging.

Dus ik ging zitten.
Niet om te dwingen,
maar om te begeleiden.

We deden samen de rituelen:
> de slangenslaapzakdans,
> de drie-dubbele knuffel (links, rechts, neus),
> en het geheime wachtwoord
voor rustige dromen:
Tot morgen, dromer.

Jij trok het dekbed tot onder je kin
alsof je op reis ging
naar een plek waar alleen jij mocht komen
en ik een paspoort had
als ik me stil hield.

Stormen horen bij (op)groeien – over emotie en herstel
Over voelen, falen, sorry zeggen en samen verder gaan.

Na een ruzie wil je kind weten:

mag ik weer dichtbij?

We hadden ruzie,
over niks en alles tegelijk.
Iets met het laatste koekje,
het volume van je stem,
en de manier waarop je “nee” uitsprak
alsof het een aanval was op de democratie.

Er werd geroepen,
met deuren,
en zinnen die begonnen met “altijd jij
en eindigden in stilte.

Daarna:
jij op je kamer,
ik op de trap,
allebei even zeker
dat de ander het niet begreep.

Een half uur later
hoorde ik je schuifelen
dat geluid dat kinderen maken
als ze nog niet zeker weten
of ze alweer bestaan.

Je stond daar,
half verscholen achter de muur,
met dat gezicht
dat fluistert in plaats van praat:
zeg nou iets, iets zachts.

Dus ik opende mijn armen
en zei, niet te hard:
“Zullen we een herstart maken,
met een knuffel als begin?”

Je kwam.
Niet in een sprint,
maar in die kleine stapjes
waar de meeste vrede begint.

Je leunde tegen me aan,
zoals alleen kinderen dat kunnen
die willen vergeten
wat net nog zo groot was.

Neem pesten altijd serieus

(Meidenvenijn en Apenrots)

Je denkt misschien,
ach, een sneer op het schoolplein,
een scheef “wat heb jij een raar broodje”,
een omgedraaide rug in de rij bij de glijbaan.

Kleinigheden.
Zand tussen de tenen van het opgroeien.

Maar vraag een volwassene naar het meisje
dat in groep zes haar stoel wegschuifde
net toen ze ging zitten,
en ze herinnert zich nog
de koude van de vloer,
de warme wangen,
en het gegiechel dat eeuwig leek.

Of die keer dat de jongens riepen:
"Wij zijn team stoer, jij bent team sok,"
en niemand uitlegde wat dat betekende,
maar het voelde als uitsluiting in codetaal.

Pesten is niet iets dat vanzelf overwaait.
Het kruipt in zelfbeelden
zoals een sok in een la
waar je hem pas jaren later terugvindt
versleten, maar nog altijd pijnlijk bekend.

Dus nee,
we zeggen niet:

je moet gewoon wat harder worden,


we zeggen:
"Wat jij voelt,
mag klinken in onze woonkamer
zonder dat iemand lacht of wegloopt."

We zeggen:
"Wat jou pijn doet, nemen wij serieus."
En we blijven zitten,
zonder oplossing, zonder oordeel,
tot jij zegt:
"Nu is het goed."

Natuurgetrouw samenspelen

hoe een wc-rol het gezin redde

We geven ze lessen in samenwerken,
powerpoints over empathie,
we zeggen dingen als
"gebruik je woorden" en
"denk even aan de ander"
terwijl we zelf de oplaadsnoeren verstoppen
omdat we vinden dat ze te veel online zitten.

Maar gisteren gaf ik ze per ongeluk niks.
Een doos vol niks.
Of nou ja:
vier wc-rollen,
twee takken,
een vergiet,
en een half kapotte zonnebril
die ooit van opa was.

En ik zweer je,
binnen zeven minuten
was er een internationale knikkerbaanwedstrijd
met een keukenjury,
een moddercatering
en een man in een roze petticoat
die als enige Italiaans sprak.
(Dat was mijn jongste, die eigenlijk Duits op school krijgt.)

Ik stond erbij,
ik keek ernaar
en ik begreep ineens weer
waarom de zandbak zo'n heilige plek is.

Daar werd vroeger ook nooit gevraagd
hoe het samenwerken ging.
Dat zag je gewoon.
In een lepel die gedeeld werd,
een woordeloze ruil van schep,
een strijd over wie de draak mocht zijn
en de oplossing die vanzelf ontstond
toen iemand ‘de draak maar ging tekenen’.

Vandaag zet ik die kist weer in het midden van de kamer
zoals je een vuurtje stookt.
Niet om te stoken,
maar om iets te zien opvlammen
dat je met geen enkel instructieboek
voor elkaar krijgt.

Opvoedkunde gebeurt, terwijl je de was ophangt – over opvoedkunde in praktijk
Over alledaags meesterschap, voorbij de handleidingen.

Lach om de chaos, samen

Het begon toen ik koffie over mijn laptop goot
alsof ik probeerde hem wakker te maken
met een shot cafeïne.

Mijn kind zei:
Misschien kan hij nu praten.
En ik lachte
al was het een beetje huilen-met-de-pret mee.

Daarna vonden we een boterham
van eergisteren onder de bank,
naast een sok, een knikker
en iets dat ooit een banaan is geweest.

We besloten het “de vergeten schatkamer” te noemen
en gaven het officieel de status van archeologische zone.

Het plan om op tijd te vertrekken
strandde in de badkamer
waar mijn kind in pyjama
oefende hoe je een shampoo-fles
kunt gebruiken als microfoon.

Ik stond in de deuropening,
schoen in de hand,
en zei streng:
Zing je straks ook bij de directeur?
Hij knikte serieus
en improviseerde: “Ik ben te laat, maar ik besta!”
en ik moest toegeven:
dat is misschien wel het beste wat je kunt zingen
op een dinsdagochtend.

’s Avonds lieten we het speelgoed liggen
alsof het ook moe was,
en lachten nog één keer
om hoe ik vanochtend per ongeluk
m’n tanden poetste met handcrème.

Kinderen doen het echt ‘beter’ als ze weten wat je bedoelt

Ik wil dat je je kamer opruimt,”
zei ik,
met de overtuiging van een generaal
die denkt dat iedereen snapt
wat ‘opruimen’ precies inhoudt.

Jij keek me aan
alsof ik had gevraagd
om de zwaartekracht even uit te zetten.


Wat bedoel je dan precies?” vroeg je.

“Nou... gewoon…
je kamer opruimen.”
(De klassieker.)

Jij zuchtte.
Ik zuchtte.
De kamer zuchtte ook,
onder het gewicht van knuffels, sokken
en een Ikea-varken die gisteren nog
een kapper was.

Toen zei jij:
Misschien moeten we het tekenen.

En dus zaten we even later
met stiften in de hand
een stappenkaart te maken
voor het Grote Opruimavontuur.

Eerst: spullen in de juiste bak
(die bak kreeg naam ogen en een pet).
Dan: vuile was in de mand
(die kreeg een sprookjesmond en zei “ja, graag hier!").
Tot slot: de vloer vegen
(onder begeleiding van ‘Stoffer de Superheld’).

We hingen het op.
En jij liep je kamer in
alsof je een held was
die eindelijk een plattegrond had
voor het onbekende terrein.

Een uur later was het nog geen museum,
maar het varken was terug in zijn hok,
de sokken in retraite,
en jij straalde
alsof opruimen iets was
dat je had uitgevonden.

De regenpijp is ook een weg

Je kunt nog zo’n keurig tuinpad aanleggen
met platte stenen en ingegraven randen,
de hortensia’s aan weerszijden strak in bloei
je kind ziet die regenpijp,
en denkt:
ik zou er zó vanaf kunnen glijden.

En voor je “nee, niet doen!” hebt gedacht,
zijn ze al halverwege de goot,
met een banaan in de jaszak
en een sok aan hun hand,
omdat dat volgens hen "sneller pakt dan een zaklamp."

Je kunt het leven niet afdekken
met een plastic tafelkleed,
of de wereld desinfecteren
voor kinderknieën vol modder en avontuur.

Wat je wél kunt doen,
is onderaan die regenpijp gaan staan,
een zaklamp in je hand
en een boterham in de andere,
en zeggen:

"Als je dan toch gaat,
doe het dan met open ogen.
Kijk naar het mos.
Luister of je voet ergens inzakt.
En als je valt…
denk dan aan hoe je ook weer opstaat.

Want laten we eerlijk zijn:
jij was zelf ooit dat kind met een regenpijpplan,
je had alleen niemand die zei:
"Ik laat je gaan –
maar niet zonder kompas.
"

Grootouder zijn – over groot èn ouder zijn
Hoe je als grootouder nog steeds niet met pensioen bent.

Bemoei je er niet mee

Ik stond al klaar,
met mijn mening aan een touwtje
zoals vroeger de poffertjespan
op zondag.

Maar jij
je kleine veters strikken zichzelf,
je boterham zit ondersteboven
en je wereld
draait
zonder mijn hand.

Dus ik slik een tip in
alsof het drop is
waar niemand om vroeg,
en tel tot drie
met de stilte
van een grootouder
die weet
dat liefde
soms geen geluid maakt.

Ik kijk.
Ik knik.
Ik sta paraat.


Zonder de lepel,
zonder het plan.
Want bemoeien
is iets voor vroeger.


Nu leer ik opnieuw
hoe je op een afstand
nabij kunt zijn.

Wacht tot je volwassen kind je om advies vraagt

Oefening in stoïcijns theezetten

Je zit aan tafel
met een kop Earl Grey
die allang koud is
maar nog steeds troost biedt.

Aan de overkant:
je volwassen kind.
Volwassen op papier,
en in schoenenmaat.
Maar niet in het kiezen van partners,
hypotheekvormen,
of broccoli.

Je hoort ze vertellen over de chaos
die hun leven heet,
in kleur en geur en met
drie metaforen te veel.

En alles in jou,
van je neiging tot nuanceren
tot je mapje “praktische tips”
roept: zeg iets!
Iets verstandigs, iets eenvoudigs,
zoals:
“Je zou eigenlijk…”
of
“Weet je wat jij moet doen…”
of het klassieker klinkende
“Toen wij… vroeger…”

Dus je ademt in
en je zegt
met de kalmte van een zen-monnik
die ooit zijn bankpas verloor
maar vrede vond in zijn jaszak:
Als je ooit wilt sparren… ik ben er.

Je kind knikt.
Of kijkt vaag.
En je weet:
ze zullen het vergeten.

Tot die ene dag
dat de telefoon gaat,
en er een stem zegt:
Zeg… hoe deden jullie dat eigenlijk…?

Dan schenk je twee koppen thee in.

Na het gesprek glimlach je alleen,

daarna ga je naar zolder

om met jezelf een vreugde-dansje te doen.

Probeer niet hun beste vriend te zijn

De rol is al vergeven aan iemand met glitterschoenen en een socialmedia-account

Je koopt dezelfde sneakers
“voor de grap,”
volgt hun playlist
en zegt dingen als
“vibes” en
“legendarisch”
alsof je geen nieuwe heup hebt.

Je stuurt een dansende banaan
in de familie-groepsapp,
lacht nét iets te hard
om hun mop die over platte darmen ging,
en denkt:
zó, nu ben ik erbij.

Maar ondertussen
heeft niemand gevraagd
of je meegaat naar het schoolplein,
of meedoet in de game.


Je bent welkom,
maar niet als maatje.
Als anker.
Als degene die weet
dat er naast Fanta ook thee bestaat.


En dat verdriet niet per se
om aandacht schreeuwt,
maar zich soms verstopt
in een te lange stilte na het eten.

Ze zoeken jou
om te botsen,
te groeien,
en soms—ja, sorry—
tegen je in te gaan.

Laat die rol van buddy dus
aan Jasmijn uit klas B2,
met haar glansnagels
en scherpe comeback.

En neem jouw plek in
aan het hoofd van de tafel,
waar je soep schept
en grenzen zet
zonder flitsfilter.

Image

Open

te weten waar (mee bezig) te zijn

Image

Krachtig

te weten wat te doen

Excellence

Eerlijk

ook wanneer je het niet weet